Laten we de begrippen 'authentiek stuk' en 'replica' eerst zélf duidelijk van elkaar onderscheiden. Met een voorbeeld: een 19de eeuws gietijzeren beeld van Diana de Gabies is een authentiek stuk antiek uit de 19de eeuw. Maar in feite is dit beeld gemaakt naar het Romeinse antieke origineel dat werd opgegraven in 1792 en zich sinds 1820 in het Louvre te Parijs bevindt. Dit gietijzeren beeld is dus tegelijk 'authentiek stuk' en 'replica'. Het is inderdaad soms heel moeilijk een authentiek stuk te onderscheiden van een replica: niet moeilijk in een tijd waarin scanners bestaan die beelden tot op de millimeter nauwkeurig namaken. Maar toch zijn er heel wat hulpmiddelen voorhanden om een stuk correct te duiden. Catalogi, antieke catalogi, naslagwerken. Beelden, vazen, urnen in terracotta of gietijzer zijn vaak gewaarmerkt: atelier, jaartal, soms maker komen in vele gevallen op de stukken voor. De patine en begroeiing verraadt vaak ook veel over de ouderdom van bepaalde stukken. De herkomst of afkomst (domeinen, parken, kastelen, landhuizen ) van een stuk kan ook van grote hulp zijn om de ouderdom ervan te achterhalen. Diverse stenen en marmers kunnen bijvoorbeeld onderzocht worden op verwerkingsjaar bij het kunstpatrimonium te Brussel. Er zijn (nucleaire) laboratoria die bv. lood kunnen onderzoeken en uitmaken of het recent gegoten is, of in de periode 1880-1920 of tussen 1700-1800.
Het verschil onderkennen tussen gekapte (gebeeldhouwde) en gegoten stukken, kan een uiterst moeilijke aangelegenheid zijn, zélfs voor kenners. Er zijn weinig geschreven wetten die de proefondervindelijke ervaring van de twee naast elkaar te plaatsen en te vergelijken, kunnen vervangen. We doen toch een poging.
Gietijzeren reproducties met een 'antieke afwerking' zijn een ware plaag onder de antieke tuinornamenten. Als een gietijzeren stuk niet gemarkeerd is, kan het slechts toegeschreven worden aan een maker. Zolang er geen ontegensprekelijk bewijs geleverd wordt, zoals bijvoorbeeld een waterdicht bewijs van herkomst, mag er geen naam van een fabrikant toegewezen worden tenzij het stuk gewaarmerkt is.
Oude gietijzeren stukken wegen een pak zwaarder dan hun moderne tegenhangers. Gietijzer uit het begin van de 19 de eeuw zal op zijn beurt zwaarder wegen dan stukken gegoten eind 19 de eeuw (de vroegste productie van gietijzeren ornamenten in Europa startte in de late 1820s-1830s)
Hou een magneet aan de oppervlakte van een stuk. Als de magneet aangetrokken wordt dan is het stuk van ferro- metaal, gemaakt van ijzer dus. Als de magneet niet kleeft dan is het stuk uit een non ferro- metaal ( aluminium, brons, zink,. . . ) vervaardigd. Heel uitzonderlijk kan een zeer dikke laag verf (of verschillende lagen boven elkaar) beletten dat een magneet kleeft aan een ferro- metaal.
In 19de eeuw werden vergaringen gemaakt door middel van ijzeren bouten en vierkante moeren. Zeshoekige moeren werden in gebruik genomen vanaf 1905. Als al de moeren in een stuk hexagonaal zijn, wordt over het algemeen aangenomen dat het midden tot laat 20ste eeuws is. Vierkante moeren bewijzen echter niet dat een stuk vroeg is: het is makkelijk op een nieuw stuk vierkante moeren aan te brengen. Anderzijds kan het ook dat op een antiek stuk, na restauratie, de oude moeren zijn vervangen. Eén enkele hexagonale moer tussen een resem vierkante moeren wijst op een recente vervanging van een oude moer. Stukken met geen zichtbare moeren of bouten wijzen op verbindingen d. m. v. lassen of solderen. Dit kan wél of niet verwijzen naar makelij van latere datum. Er zijn 19de eeuwse lassingen bekend. Vervangen bouten op urnen en vazen komen veel voor.
Er heerst de wijd verspreide misvatting dat metrische draad zou wijzen op nieuw en Withworth draad op antiek. Metrische draden hebben hun oorsprong in de napoleontische landen zoals Benelux, Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. Withworth draden hebben hun oorsprong in de Victoriaanse landen zoals het Verenigd Koninkrijk en de Commonwealth, Verenigde Staten, Australië, Indië,. . Het is een misvatting dat metrische draden het meest verspreid zijn, integendeel: Withworth draden en hun equivalenten UNC en UNF (in de V. S. ) zijn het meest verspreid ter wereld. Men vindt vrij gemakkelijk metrische draad terug op stukken gemaakt vanaf 1850.
Laat 20ste eeuwse stukken vertonen soms slijp- vlekken. Deze zijn veroorzaakt door het wegslijpen van de vergaarpunten van de gietvormen. 19de eeuwse matrijzen waren veel preciezer gemaakt (pasten beter in mekaar) en zo diende er ook minder gefatsoeneerd te worden nadien. Slijpvlekken kunnen echter ook het gevolg zijn van restauratiewerken: probeer uit te zoeken of het om een herstelling gaat dan wel om een nieuw stuk. Een stuk kan ook gekartelde randen vertonen nadat het verwijderd is uit de gietvorm. 19de eeuwse stukken werden op dat gebied heel wat beter afgewerkt. Oneffen gelaste herstellingen op een object wijzen erop dat het gebroken is geweest. Een opeenstapeling van lagen verf kan er op duiden dat het stuk niet nieuw is. De binnenkant en de onderkant inspecteren op bouten en moeren die al dan niet onder verschillende lagen verf zitten. Oude roest op antieke stukken is zeer diep- donker van kleur, nieuwe roest is helder oranje van kleur. Oude stukken zonder roest kunnen niet van gietijzer zijn.
Viooltjesdreef 39031 Baarle-aan-de-Leie
info@antieke-tuinornamenten.be+32 9 282 20 97+32 475 53 41 63
Bezoek aan de tuin enkel na afspraak.
Deze website maakt gebruik van cookies.